Met woordvolgorde wordt vaak onkundig gesold en de tangconstructie is de zondebok

Wees niet bang voor de tang/

Met woordvolgorde wordt vaak onkundig gesold en de tangconstructie is de zondebok

Wees niet bang voor de tang/

Waarom de tangconstructie ook een kroonjuweel van onze taal is/

Wij Nederlanders zijn nogal losjes met woordvolgorde. We sollen er wat mee af en natuurlijk gaat dat niet altijd goed. Schuiven met zinsdelen kan onbedoeld ten koste gaan van boodschap of betekenis, en voor je het weet ontstaat er een tangconstructie – de gruwel van menig marketeer. Maar laten we beginnen bij het begin.

 

Zolang een zin een gezegde bevat dat bestaat uit een onderwerp en een persoonsvorm, is die grammaticaal correct. ‘Monica viel‘ bijvoorbeeld is een heuse volzin; meer verlangt de grammatica niet van je.

 

Als je netjes voor een gezegde hebt gezorgd, kun je naar hartenlust gaan uitweiden:

  1. Monica viel door de mand toen Ruud haar betrapte op enkele inconsistenties in haar relaas over het zoekraken van de hond waarmee ze in het park was gaan ravotten‘.

Een veel langere, maar niet noodzakelijk ook een betere zin. Hij bevat alleen meer informatie. En daar begint ons avontuur, want met die informatie kun je schuiven. Zo, bijvoorbeeld:

  1. Monica, die in het park was gaan ravotten, viel door de mand toen Ruud haar in haar relaas over het zoekraken van de hond betrapte op enkele inconsistenties.

 

 

Verandering van betekenis

Heel de boel door elkaar gehusseld, en nog steeds is de zin correct. Dezelfde woorden, maar toch compleet anders. Dat husselen vereist wel enige vaardigheid. Om verschillende redenen. Soms betekent de zin ineens iets totaal anders als je met de woordvolgorde gaat knoeien. En in weer andere gevallen kan je lezer er plots geen touw meer aan vast knopen.

 

Betekenisverandering ontstaat vrijwel altijd onbedoeld. Zo kondigde @beptab onlangs aan dat Jeroen van Inkel in de uitzending kwam praten over een actieplan. Dat actieplan komt van de overheid, en richt zich tegen eenzaamheid. @beptab tweette het alleen wat onhandig de wereld in.

 

 

In die tweet gaat het namelijk niet meer over een actieplan van de overheid, maar over de eenzaamheid van de overheid. Wie dat actieplan bedacht heeft, is uit de tweet niet meer op te maken. Tenminste, niet als je hem letterlijk neemt. De goede verstaander snapt prima wat er bedoeld wordt, maar de schrijver laat hier wel een steekje vallen.

 

Tangconstructie

Een tweede reden om voorzichtig te zijn met zinsbouw is leesbaarheid. Het verschil tussen zin 1. en zin 2. over Monica en haar hond is de heersende opvatting over leesbaarheid. De eerste is voor iedereen acceptabel, maar zin 2. kan op minder sympathie rekenen.  Dat zit ‘m in de tangconstructie, de moeder aller zondebokken. Er zitten er twee in, van die tangconstructies. In rood zie je hier de zinsdelen die ‘in de tang zijn genomen’.

  1. Monica, die in het park was gaan ravotten, viel door de mand toen Ruud haar in haar relaas over het zoekraken van de hond betrapte op enkele inconsistenties.

 

Het wat complexere karakter van de zinsbouw en een onderschatting van de lezer hebben er dankzij het keep-it-simple-marketingcredo van Apple toe geleid dat de tangconstructie met huid en haar in de ban is gedaan. Maar is dat wel zo terecht? En wat is een tangconstructie eigenlijk?

 

Een tangconstructie is een zinsbouw die een woordgroep uit elkaar trekt, vaak het onderwerp en de persoonsvorm, om er vervolgens andere informatie tussen te stoppen. Hier heb je een voorbeeld. Groen is de tang, rood de informatie die door de tang wordt omsloten.

  1. Marcus, met zijn  vette haren en dat rare zusje van hem, mocht niet meevoetballen.

 

‘Marcus’ is onderwerp van de zin en ‘mocht’ is de persoonsvorm. Samen vormen ze het gezegde.  De semantische essentie: ‘Marcus mocht niet meevoetballen’. Het zinsdeel over de vette haren en zijn zusje is tussen onderwerp en persoonsvorm geplakt, en dat noemen we dan een tangconstructie. Fout, vinden sommigen, maar dat is niet juist. Moeilijk, vinden velen, maar dat is arbitrair.

 

Gekunsteld

Hoewel een tangconstructie soms gekunsteld aandoet, is er grammaticaal niets op aan te merken. Soms echter kunnen zinnen met een dergelijke constructie meer concentratie vereisen bij het lezen. Hoe meer informatie er in zo’n tang zit, hoe lastiger het is om aan het eind van de zin nog te weten hoe die ooit begon. Extreme voorbeelden daarvan zijn te vinden in juridische teksten, maar ook in de literatuur, waar tangconstructies enige tijd flink in zwang waren. Virginia Woolf bijvoorbeeld grossierde erin.

 

Bijna ieder taaladviesblog hier op het internet wijst de tangconstructie categorisch af. En als er zoveel eensgezindheid is, dan is het zaak om eens kritisch te kijken naar de vraag: waarom?  Wat zou een antitangfetisjist je aanraden om van zin 3. te maken? Nou, dit:

 

  1. Marcus mocht niet meevoetballen met zijn vette haren en dat rare zusje van hem.’

 

Maar is dat wel helemaal juist? Nee, in dit geval niet. Op de keper beschouwd impliceert deze zin dat Marcus wel mee zou mogen doen als hij even goed gaat douchen en zijn zusje thuislaat. Maar dat is niet de boodschap van het origineel. De combinatie van ‘Marcus met zijn vette haar en dat rare zusje van hem’ verleent een diepere betekenis aan het onderwerp, Marcus in dit geval. De bepaling duidt Marcus; zelfs met gewassen haar en zonder zus zou hij nog die Marcus zijn die je er niet bij wil hebben. Die duiding raak je kwijt als je de tang ontmantelt en de zin verliest daardoor al zijn lading.

 

Woordvolgorde en logica

Is dit dan een pleidooi voor de tangconstructie? Nee, dat is het beslist niet. Als dit al een pleidooi is, dan is het een pleidooi voor toegepaste logica. Schuiven met woorden en zinsdelen maakt de rijkdom van het Nederlands juist zo groot. Maar dan moet je wel nauwlettend blijven kijken wat het doet met betekenis en leesbaarheid. Nauwlettend, maar niet overspannen, zoals het volgende voorbeeld duidelijk maakt.

 

 

Hierboven toont @appelboor zich precies zo overspannen. Hij heeft niet per se ongelijk dat de woordvolgorde anders kan, maar zijn opmerking over een tangconstructie gaat mank. Wat hij namelijk doet, is het lijdend voorwerp (boek over wereldtalen) opsplitsen zonder dat daar een reden voor is. Laten we de zin even ontleden:

 

Ik ben aan het schrijven = gezegde
Ik = onderwerp
ben aan het schrijven = persoonsvorm met infinitiefconstructie
ben aan het  = duratief hulpwerkwoord
schrijven = infinitief
boek over wereldtalen = lijdend voorwerp
over wereldtalen = bijvoeglijke bepaling

 

Infinitiefconstructie

Zo. Hebben we dat maar vast achter de rug. Even terug nu naar de tangconstructie. Daar is sprake van als je een zinsdeel uit elkaar trekt waarvan dat niet wenselijk is. Dat is hier niet aan de hand. Een persoonsvorm met een infinitief leent zich uitstekend voor opdelen. ‘Ik wil een ijsje eten.‘ Niks mis mee, het ijsje (lijdend voorwerp) voelt zich thuis tussen wil (hulpwerkwoord) en eten (infinitief).

 

Toegegeven, het blijft allemaal wel een beetje abstract zo, met dat benoemen van zinsdelen. Laten we dezelfde zin nemen, maar dan met een ander lijdend voorwerp en een andere infinitief. En dan nogmaals de logica van @appelboor volgen, want dat kan leerzaam zijn. Boek wordt hond, wereldtalen worden teken en schrijven wordt voeren. Zelfstandige naamwoorden voor zelfstandige naamwoorden en zo ook met werkwoorden. Nu staat er dit:

 

  1. Ik ben een hond met teken aan het voeren.
    Als we de zin nogmaals herschrijven volgens de methode @appelboor, dan krijgen we dit:
  2. Ik ben een hond aan het voeren met teken.’ Blegh.

 

Kan het beter?

De moraal hier is natuurlijk dat het nog lang niet zo makkelijk is om een tangconstructie te duiden. Voor dit stukje heb ik een waslijst aan vakliteratuur doorgespit (een lijstje met bronnen vind je onderaan). Bovendien is lang niet iedere tangconstructie verwerpelijk. Veel meer dan do’s en don’ts is schrijven een kwestie van je gezonde verstand gebruiken. Klopt de boodschap? Is je taalgebruik niet te ingewikkeld voor je publiek? En daarna altijd de hamvraag: kan het beter? Om die vraag te beantwoorden doen we er nog één:

 

  1. De met een van pijn vertrokken gezicht spelende voetballer loeide als een door jarenlange blootstelling aan de elementen beschadigde luchthoorn.

 

Klopt deze zin? Is de boodschap correct? Ik zou niet eens de moeite doen me daarin te verdiepen. De zin is immers zó onnodig ingewikkeld dat ik het mezelf niet zou willen aandoen hem een tweede keer te moeten lezen. Daar komt de laatste vraag van pas. Kan het beter? Ja, nou en of dat beter kan.

 

Lezen wat boeit

Samenvattend zijn tangconstructies niet bij uitstek geschikt voor commerciële websites, glossy magazines of instafame. De reden dat ik de constructie hier verdedig is om zaken in perpectief te zetten. Niemand wil voortijdig zijn lezers verliezen, maar dat de tangconstructie dat per definitie als resultaat zou hebben is klinklare onzin.

 

De ultrakorte zinnen van Apples beste copywriters zijn effectief, maar niet zaligmakend. Lezers lezen wat hen boeit. Dat kan elke vorm of stijl zijn, als het maar goed geschreven is. Mijn advies: wees spaarzaam en terughoudend met tangconstructies in commerciële teksten, maar blijf de vorm waarderen voor wat hij is: een kroonjuweel van onze taal.

Leuk artikel? Meld je dan aan voor Taal & Perk. Dat is mijn nieuwsbrief, die – wees gerust – niet al te vaak zal verschijnen. Maar als-ie komt, dan zit-ie vol met dit soort aardige stukjes over taal.

Meer weten?

Over tangconstructies, of over voorzetselconstituenten of extrapositie? Dan is dit de leeslijst leeslijst die ik heb gebruikt voor dit stukje:

 

Colloquium Neerlandicum 13 (1997), Achteropplaatsing van elementen in de zin, Walter Haeseryn (Nijmegen) – pagina 303 t/m 311 | http://www.dbnl.org/tekst/_han001199701_01/_han001199701_01_0020.php

 

Spektator. Jaargang 18, Experimenteel onderzoek naar leesbaarheid en attentiewaarde, Jan Renkema | http://www.dbnl.org/tekst/_spe011198801_01/_spe011198801_01_0052.php

 

Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS), 1987, Het geïmpliceerd onderwerp van de infinitief | http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/01/01/body.html

 

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 91, 1971, Het probleem van een syntactische verandering, M.C. van den Toorn | http://www.dbnl.org/tekst/_tij003197501_01/_tij003197501_01_0016.php